Dubbele angst

‘Ja, lieverd, ga jij maar even lekker spelen. Ik zit hier, oké?’
Manon laat zich met een zucht in haar stoel zakken en kijkt naar haar zoon Thom. Zijn woeste krullen springen alle kanten op terwijl hij richting de speeltoestellen rent. De persoon die dit speelparadijs bedacht heeft, moet een award krijgen.
Ze pakt haar telefoon en ze ziet dat ze meerdere gemiste oproepen van haar werk heeft. Dat ontspannen moet even wachten.
‘Hi Rita, je hebt gebeld. Alles goed gegaan met de transactie?’
‘Nou, niet helemaal nee.’
Het klamme zweet breekt Manon uit.
‘Hoe is het mogelijk? Ik heb alles tot in de laatste puntjes uitgewerkt. Wat is er in vredesnaam gebeurd?’
‘Ik weet het niet precies. We zijn het nog aan het uitzoeken. Ik bel je later terug.’
De verbinding wordt abrupt verbroken. Manon is gefrustreerd. Waarom moet zij toch altijd alles in de gaten houden? Zelfs tijdens een vrije middag gaat er al zoveel mis. Ze probeert zich weer te ontspannen, maar de frustratie is te groot. Vijf werkdagen in vier proppen is ook onmogelijk.
Ze zucht.
Ze kan de knuffels van Thom nu wel even gebruiken. Ze zoekt hem in de menigte, maar ze ziet zijn krullenkop niet. Hij was net nog met het speelgoedpaard aan het spelen. Ze staat op en kijkt naar rechts.
Tientallen kinderen.
Geschreeuw.
Een kind roept ‘mama’!
Ze hoort direct aan de stem dat die niet van Thom is. Kleine paniek overvalt haar.
Waar is haar kleine jongen?
Ze loopt langs de plastic tafels en stoelen. Niks. Misschien is hij toch zo stoer geweest om naar de speeltoestellen voor oudere kindjes te gaan.
Ze observeert de kinderen. Geen Thom.
Shit.
Haar ademhaling gaat sneller. Ze heeft het benauwd. Haar hoofd draait van links naar rechts en haar ogen schieten alle kanten op.
Lieve Thom, waar ben je toch?
Manon loopt alle speeltoestellen langs waar hij zo van houdt. De botsautootjes, de trampoline, de grote glijbaan en de ballenbak. Enigszins versneld loopt ze naar de toiletten.
‘Thom? Ben je hier?’
Ze kijkt onder alle wc’s, maar ze ziet nog steeds geen bekend gezicht.
Ze loopt naar een groepje moeders en laat haar telefoon zien.
‘Hebben jullie dit jongetje misschien gezien?’
Op het scherm staat een zomerse foto van een vrolijke Thom die met zijn schepje en emmertje speelt. Ze schudden hun hoofd.
Ze loopt snel door naar het volgende groepje moeders bij de ballenbak en ze stelt dezelfde vraag.
‘Ja, die zat hier net nog. Wat een schatje.’
‘Hoe lang geleden was dat?’ vraagt ze met een bibber in haar stem.
‘Ik denk een kwartiertje of zo.’
De paniek wordt groter en ze voelt haar hart bonzen.
Ze kijkt nog een keer om zich heen. Dan ziet ze iets bekends.
Een donkerblauwe capuchon en een bos krullen. Ze rent ernaar toe alsof haar leven ervan afhangt.
Van de achterkant lijkt het inderdaad op Thom. Maar hij heeft de rechterhand van een onbekende man vast en aan de linkerhand loopt nog een kleine krullenbol.
‘Thom!’
Hij hoort haar niet. De man die zijn handje vasthoudt reageert wel op haar kreet en versnelt zijn pas. Ze zijn bijna bij de uitgang.
‘Thom! Wacht!’ Ze is nu twee meter van hen vandaan.
De man en de jongetjes draaien zich om. Ze verstijft. Haar mond valt open van verbazing en ze weet geen woord uit te brengen. Voor haar staan twee identieke jongetjes. Dezelfde krullen. Dezelfde blauwe ogen. En één van die jongetjes is onmiskenbaar het jongetje dat ze vanochtend wakker heeft gekust.
In gedachten gaat ze razendsnel terug naar de geboorte van Thom. Werden er dan toch twee jongetjes uit haar buik gehaald?

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *