Ze zat op een bankje in het park te kijken naar alle kinderen die aan het spelen waren. Zij mocht niet meedoen. Ze vonden haar niet zo leuk. Daarom keek ze maar.
Uit het niets stond er ineens een man voor haar. Hij was lang en had donkerbruin haar, net zoals haar grote broer.
‘Mag ik naast je komen zitten?’
Hij lachte en voordat ze het wist zat hij al. Ze voelde zijn grote hand zachtjes langs die van haar gaan en ze schoof een stukje opzij. Ze durfde hem niet aan te kijken.
‘Kom je hier vaker?’ Hij had een fijne, warme stem. Ze voelde hoe hij haar sluike, blonde haar uit haar gezicht veegde.
‘Je hoeft niet verlegen te zijn. Ik doe je niks.’
Zijn gezicht kwam dichter bij dat van haar en hij trok een gekke bek.
Ze moest lachen en ze sloeg een hand voor haar gezicht.
‘Ik heb puppies. Hele kleine, lieve Labradors. Weet je wat dat zijn?’
Ze knikte. Ze was dol op honden. Die begrepen haar tenminste. Die kwamen bij je zitten als je moest huilen. En als je boos was, dan bleven ze in de buurt om je te beschermen. Ze had gehoopt dat ze zelf ook een hond mocht, maar dat zat er voorlopig niet in, had haar begeleider gezegd.
‘De hondjes staan in m’n schuur. Ik woon hier vlakbij,’ zei hij en hij wees naar de grote eikenboom aan de overkant van het speelveld.
‘Daarachter is het al. Wil je ze zien? Ze zijn echt heel lief.’
Weer die mooie glimlach. Ze begon te blozen. Ze wilde heel graag met hem mee, maar wat had haar moeder laatst gezegd? Niet met mensen meegaan die je niet kent. Die kunnen heel gemeen zijn.
Maar deze meneer zag er helemaal niet gemeen uit. Hij lachte juist heel lief. En hij had puppies. Dan kon je niet gemeen zijn. En ze was geen klein meisje meer. Ze was al tien jaar!
De man stond op en liep richting het speelveld.
‘Kom je?’
Aarzelend stond ze op. Haar begeleider zou het vast niet erg vinden dat ze even naar de puppies ging kijken. Ze zou zo weer terug zijn.
De man was al halverwege het veld en ze rende naar hem toe. Hij zag dat ze hem volgde en hij begon ook te rennen.
Ze vond het een leuk spelletje en ze moest heel hard lachen.
Toen ze bij de eikenboom aankwam, zag ze hem niet meer. Ze liep een stukje verder, langs het donkere gedeelte van het park waar ze eigenlijk niet mocht komen in haar eentje. Heel voorzichtig zette ze een paar stappen, toen ze uit het niets een harde klap tegen haar achterhoofd voelde. Daarna werd het zwart.
Het licht in de kamer deed pijn aan haar ogen, toen ze deze weer open deed. Ze keek om zich heen en ze zag dat ze in een roze kamer was. Overal waren foto’s en posters van honden opgehangen en op het bed lagen veel hondenknuffels. Ze besefte dat het niet haar eigen kamer was, want die was grijs met lichtblauw. Dat vond ze veel stoerder dan roze.
Ze hoorde de sleutel in het slot en daar was hij weer. Hij lachte zijn tanden bloot.
‘Hi. Lekker geslapen?’
Hij kwam naast haar op het bed zitten en net zoals op het bankje in het park, raakte hij haar zachtjes aan.
‘Gaat het met je hoofd? Ik wilde je geen pijn doen.’
Hij streek met zijn hand over haar bovenbeen. Het kietelde een beetje.
‘Je bent een mooi meisje, weet je dat? Veel mensen zeggen dat jij een beetje gek bent, omdat je niet praat, maar ik vind dat juist wel lief.’
Zijn hand ging hoger op haar been en hij duwde haar zachtjes op het bed.
Ojee, dit wilde ze niet. Ze wist dat hij nu rare dingen wilde. Dat had ze wel eens op televisie gezien. Dan ging de man in z’n blootje op een vrouw liggen en aan haar zitten. Dat wilde ze niet. Ze probeerde hem van haar af te duwen, maar hij was sterk. Ze draaide haar hoofd van zijn gezicht weg. Haar benen trappelde heen en weer. Toen dacht ze aan de ketting die ze om had. Het was een plastic draadje met verschillende kralen in alle kleuren van de regenboog. De andere kinderen hadden haar uitgelachen en voor ‘kleuter’ uitgemaakt, maar zij vond ‘m mooi. Ze maakte de sluiting in haar nek los. Dat ging heel makkelijk, want het was een magneetje. Ze stak haar armen uit en ze deed net alsof ze hem omhelsde. Ze liet voorzichtig alle kralen van de ketting glijden, totdat ze alleen het dunne plastic draadje over had. Ze trok er hard aan en het draadje raakte zijn keel.
‘Hee, wat doe je?’
Hij greep naar z’n keel, maar ze had haar armen inmiddels strak om zijn nek geklemd en ze trok harder en harder aan het touwtje. Hij deed een beetje gek. Hij ademde heel zwaar en zijn ogen gingen steeds dicht. Ze moest giechelen, want het zag er zo raar uit. Ze trok het plastic touwtje nog iets strakker en toen viel hij met z’n gezicht naast haar op het bed. Ze stootte hem aan, maar hij bewoog niet meer. Ze ging met haar gezicht naar zijn oor en fluisterde.
‘Mag ik nu de puppies zien?’