‘Maar waarom zou hij dat doen?’ vraagt Daphne, terwijl ze achterover op haar stoel leunt en met een stressballetje in haar handen speelt. Ze voelt een zweetdruppel achter haar oren lopen en ze rilt even van het gekriebel. Het is pas 10 uur in de ochtend en het is nu al godvergeten warm in het kleine kantoortje. Ze kan zien dat haar collega Ali ook tegen de benauwdheid vecht. Hij heeft inmiddels z’n mouwen flink opgestroopt en zijn gezicht staat ernstig.
‘Ik heb geen idee, maar ik begrijp wel meer niet van mensen.’
Hij pakt een kruk en met een plof laat hij zich vallen.
‘Kun je niet nog een raampje openzetten? Wat een hitte.’
Ali wappert met een papiertje en kijkt naar het dossier voor hem op het bureau.
Ze zijn al twee weken bezig met deze zaak, maar ze tasten nog altijd in het duister.
‘Oké, korte samenvatting. Vrouw van 24 jaar laat een brief achter waarin ze schrijft dat ze er met haar vriend vandoor gaat. Vrouw wordt vervolgens dood aangetroffen en de vriend heeft een waterdicht alibi. De vraag blijft dus; hoe heeft die zogenaamde vriend haar het idee gegeven dat ze samen zouden vertrekken?’
‘Heeft hij dat überhaupt gedaan? Hij ontkent alles, hij geeft aan dat hij haar slechts twee keer heeft gezien en er zijn geen sporen van hem te vinden op de plaats delict.’ Daphne gooit het balletje omhoog en vangt het behendig op.
Ali pakt het dossier en haalt de foto’s van de lijkschouwing eruit. In de nek van het slachtoffer zijn diepe sneeën aangebracht en haar hals zit onder de blauwe plekken. Op de rest van haar lichaam zijn nog meer tekenen van geweld te zien en uit onderzoek blijkt dat er zelfs interne verwondingen zijn. De patholoog anatoom was duidelijk; een gruwelijke verkrachting waarbij ze gewurgd en daarna nog eens twaalf keer gestoken is.
Dan pakt hij het mapje foto’s van de herdenkingsbijeenkomst. Tientallen mensen zijn bijeengekomen om Mandy te herdenken. Ze staan in een grote kring en hebben allemaal kaarsen vast. Ali kijkt goed naar de gezichten op de foto’s. De meeste zijn boos en verdrietig en ze zoeken steun bij elkaar. Hij legt de foto’s naast elkaar en vergelijkt de mensen. Ze hebben alle naasten van Mandy al ondervraagd, maar niemand kon bedenken waarom ze de brief had geschreven en zomaar was vertrokken.
Ali wrijft over zijn gezicht en probeert zich weer te concentreren op de mensenmenigte. En dan valt zijn oog ineens op een man helemaal achter in de groep. Ali kijkt op de andere foto’s en steeds lijkt deze grote man ergens anders te staan. De man kijkt met een lege blik naar het schouwspel voor hem alsof het een film is.
‘Kom, pak je spullen. We gaan even een bezoekje brengen.’
Als ze de straat inrijden zien ze de bloemenzee voor Mandy nog liggen. Ali rijdt voorbij de herdenkingsplek en parkeert de auto op een onopvallende plaats achter de bomen.
Ze lopen naar het huis van Mandy’s moeder en kloppen aan.
De deur wordt open gedaan door een vrouw van middelbare leeftijd. Het verdriet is duidelijk van haar gezicht af te lezen.
‘Sorry dat we u moeten storen, maar herkent u deze man, mevrouw Smit?’
Ali laat de foto’s zien en wijst naar de onopvallende man.
Mevrouw Smit doet haar leesbril op. Het blijft even stil.
“Ik denk dat het onze overbuurman is.’ Ze wijst naar een vervallen huis aan de overkant van de straat.
‘Ik zie hem eigenlijk nooit buiten.’ Ze kijkt naar de agenten voor haar.
‘Maar jullie denken toch niet…’ ze brengt haar hand naar haar mond en de eerste tranen staan al in haar ogen.
‘We weten nog helemaal niks. Dus maakt u zich geen zorgen.’
Daphne kijkt naar mevrouw Smit en legt een hand op haar bovenarm.
‘We houden u op de hoogte. Bedankt voor de informatie.’
Daphne en Ali draaien zich om en lopen naar het huis aan de overkant.
‘Ik heb hier een slecht gevoel bij,’ fluistert Daphne.
Ali knikt.
Als ze dichterbij komen, horen ze keiharde Heavy Metal muziek uit het huis komen.
Daphne draait zich om en ziet mevrouw Smit nog voor het huis staan. Ze glimlacht en zwaait. Aarzelend zwaait mevrouw Smit terug en doet de deur dicht.
‘We moeten geen domme dingen doen nu. We worden in de gaten gehouden.’
‘We gaan alleen even met deze meneer praten. Dat is alles.’ Ali loopt met grote stappen naar de voordeur en belt aan. Er gebeurt niks. Hij belt nog een keer aan, langer dit keer.
‘Anders loop jij even om het huis heen,’ stelt hij voor.
Daphne loopt voorzichtig de tuin in en ziet dat de ramen zijn afgeplakt. Ze zet kleine stappen en merkt op dat de tuindeur op een kiertje staat. Van een afstand probeert ze naar binnen te kijken, maar het is te donker.
‘Hallo? Is daar iemand?’
Ze pakt haar dienstwapen uit de holster en richt het naar beneden. Ze zet een stap naar binnen en dan komt er een oude man de kamer in gelopen.
‘Wat moet dat verdomme? Rot op! Laat me met rust!’
Hij komt dreigend op Daphne afgelopen en ze ziet zijn gezicht duidelijk voor zich. Ze hebben de verkeerde te pakken, want dit is helemaal niet de man van de foto’s, realiseert Daphne zich. Op dat moment ziet ze vanuit haar ooghoek een vrouw komen aanrennen met een pistool voor zich uit gericht.
‘NEE, mevrouw Smit! Niet doen!’ Schreeuwt Daphne, maar er klinken drie schoten en de man valt met een harde knal op de grond.